groeipijn
Dutch (Brabantic)
noun
Definitions
- growing pains
Etymology
Compound from Dutch, Flemish groeien (grow) + Dutch, Flemish pijn (pain, ache, pine).
Origin
Dutch (Brabantic)
pijn
Gloss
pain, ache, pine
Concept
Semantic Field
The body
Ontological Category
Other
Kanji
松
Emoji
🖌️
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- aangroeien Dutch, Flemish
- balgpijn Dutch, Flemish
- begroeien Dutch, Flemish
- buikpijn Dutch, Flemish
- groeien Dutch, Flemish
- groeikracht Dutch, Flemish
- hartenpijn Dutch, Flemish
- hoofdpijn Dutch, Flemish
- inlooppijn Dutch, Flemish
- keelpijn Dutch, Flemish
- kiespijn Dutch, Flemish
- maagpijn Dutch, Flemish
- ontgroeien Dutch, Flemish
- opgroeien Dutch, Flemish
- overgroeien Dutch, Flemish
- pijn Dutch, Flemish
- pijnappel Dutch, Flemish
- pijnbank Dutch, Flemish
- pijnboom Dutch, Flemish
- pijnlijk Dutch, Flemish
- pijnloos Dutch, Flemish
- pijnstiller Dutch, Flemish
- pijnvrij Dutch, Flemish
- startpijn Dutch, Flemish
- tandpijn Dutch, Flemish
- uitgroeien Dutch, Flemish
- vergroeien Dutch, Flemish
- volgroeien Dutch, Flemish
- zadelpijn Dutch, Flemish
- groeyen Middle Dutch
- pine Middle Dutch
- pyn Afrikaans