granaatwerper
Dutch (Brabantic)
/ɣraːˈnaːtˌʋɛr.pər/
noun
Definitions
- A grenade launcher.
Etymology
Affix from Dutch, Flemish granaat + Dutch, Flemish werpen (throw, cast).
Origin
Dutch (Brabantic)
werpen
Gloss
throw, cast
Concept
Semantic Field
Motion
Ontological Category
Action/Process
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- aanwerpen Dutch, Flemish
- afwerpen Dutch, Flemish
- bewerpen Dutch, Flemish
- brisantgranaat Dutch, Flemish
- discuswerpen Dutch, Flemish
- flitsgranaat Dutch, Flemish
- granaat Dutch, Flemish
- granaatappel Dutch, Flemish
- granaatinslag Dutch, Flemish
- granaatscherf Dutch, Flemish
- granaatsteen Dutch, Flemish
- granaattrechter Dutch, Flemish
- granaatvuur Dutch, Flemish
- handgranaat Dutch, Flemish
- inwerpen Dutch, Flemish
- langwerpig Dutch, Flemish
- onderwerp Dutch, Flemish
- onderwerpen Dutch, Flemish
- ontwerpen Dutch, Flemish
- rookgranaat Dutch, Flemish
- speerwerper Dutch, Flemish
- tegenwerpen Dutch, Flemish
- toewerpen Dutch, Flemish
- tussenwerpen Dutch, Flemish
- uitwerpen Dutch, Flemish
- verwerpen Dutch, Flemish
- vlammenwerper Dutch, Flemish
- voorwerp Dutch, Flemish
- wegwerpen Dutch, Flemish
- werpen Dutch, Flemish
- werper Dutch, Flemish
- werphout Dutch, Flemish
- werpmes Dutch, Flemish
- werpschijf Dutch, Flemish
- werpspies Dutch, Flemish
- werpster Dutch, Flemish
- garnate Middle Dutch
- werpen Middle Dutch
- granaat Afrikaans
- werper
- werpen
- granaat
- werpmes
- afwerpen
- inwerpen
- bewerpen
- werpster
- werphout
- voorwerp
- werpspies
- verwerpen
- toewerpen
- wegwerpen
- onderwerp
- uitwerpen
- aanwerpen
- ontwerpen
- werpschijf
- langwerpig
- rookgranaat
- granaatvuur
- handgranaat
- tegenwerpen
- speerwerper
- onderwerpen
- granaatsteen
- flitsgranaat
- granaatappel
- discuswerpen
- tussenwerpen
- granaatinslag
- vlammenwerper
- granaatscherf
- brisantgranaat
- granaattrechter