Vroegnieuwengels
Dutch (Brabantic)
/vruxniu̯ˈɛŋəls/
proper noun
Definitions
- Early Modern English
Etymology
Affix from Dutch, Flemish vroeg (early) + Dutch, Flemish nieuw (new)+ Dutch, Flemish Engels (English).
Origin
Dutch (Brabantic)
Engels
Gloss
English
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- Engeland Dutch, Flemish
- Engels Dutch, Flemish
- Engelse Dutch, Flemish
- Engelsman Dutch, Flemish
- Engelstalig Dutch, Flemish
- Middelengels Dutch, Flemish
- Nieuw-Holland Dutch, Flemish
- Nieuwhoogduits Dutch, Flemish
- Nieuwnederlands Dutch, Flemish
- Nieuwstadt Dutch, Flemish
- Oudengels Dutch, Flemish
- gloednieuw Dutch, Flemish
- nieuw Dutch, Flemish
- nieuwbouw Dutch, Flemish
- nieuweling Dutch, Flemish
- nieuwgekozen Dutch, Flemish
- nieuwkomer Dutch, Flemish
- opnieuw Dutch, Flemish
- splinternieuw Dutch, Flemish
- steenkolenengels Dutch, Flemish
- vroeg Dutch, Flemish
- vroegboekkorting Dutch, Flemish
- vroeggeboorte Dutch, Flemish
- vroegpredicatie Dutch, Flemish
- vroegpreek Dutch, Flemish
- vroegrijp Dutch, Flemish
- vroegte Dutch, Flemish
- vroegtijdig Dutch, Flemish
- vroegvolwassen Dutch, Flemish
- エゲレス Japanese
- niewe Middle Dutch
- vroech Middle Dutch
- vroeg Afrikaans
- vroeg
- nieuw
- Engels
- opnieuw
- Engelse
- vroegte
- Engeland
- Engelsman
- nieuwbouw
- Oudengels
- vroegrijp
- Nieuwstadt
- vroegpreek
- nieuweling
- nieuwkomer
- gloednieuw
- vroegtijdig
- Engelstalig
- nieuwgekozen
- Middelengels
- Nieuw-Holland
- vroeggeboorte
- splinternieuw
- vroegvolwassen
- Nieuwhoogduits
- vroegpredicatie
- Nieuwnederlands
- vroegboekkorting
- steenkolenengels