zustermoord
Dutch (Brabantic)
/ˈzʏs.tərˌmoːrt/
noun
Definitions
- sororicide.
Etymology
Compound from Dutch, Flemish zuster (sister, nurse, nun) + Dutch, Flemish moord (murder).
Origin
Dutch (Brabantic)
moord
Gloss
murder
Concept
Semantic Field
Law
Ontological Category
Person/Thing
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- bloedzuster Dutch, Flemish
- broedermoord Dutch, Flemish
- familiemoord Dutch, Flemish
- gezinsmoord Dutch, Flemish
- karaktermoord Dutch, Flemish
- kindermoord Dutch, Flemish
- kindmoord Dutch, Flemish
- kloosterzuster Dutch, Flemish
- koningsmoord Dutch, Flemish
- lustmoord Dutch, Flemish
- massamoord Dutch, Flemish
- moedermoord Dutch, Flemish
- moord Dutch, Flemish
- moordaanslag Dutch, Flemish
- moordcijfer Dutch, Flemish
- moorddroom Dutch, Flemish
- moorden Dutch, Flemish
- moordkuil Dutch, Flemish
- pleegzuster Dutch, Flemish
- roofmoord Dutch, Flemish
- schoonzuster Dutch, Flemish
- seriemoord Dutch, Flemish
- tweelingzuster Dutch, Flemish
- vadermoord Dutch, Flemish
- vergismoord Dutch, Flemish
- volkerenmoord Dutch, Flemish
- zelfmoord Dutch, Flemish
- zuster Dutch, Flemish
- zusterliefde Dutch, Flemish
- zusterpartij Dutch, Flemish
- zusterschap Dutch, Flemish
- suster Indonesian
- mort Middle Dutch
- suster Middle Dutch
- moord Afrikaans
- suster Afrikaans
- susa Tok Pisin
- moord
- zuster
- moorden
- moordkuil
- kindmoord
- roofmoord
- zelfmoord
- lustmoord
- moorddroom
- massamoord
- seriemoord
- vadermoord
- moedermoord
- vergismoord
- kindermoord
- moordcijfer
- zusterschap
- gezinsmoord
- bloedzuster
- pleegzuster
- zusterliefde
- koningsmoord
- schoonzuster
- zusterpartij
- broedermoord
- familiemoord
- moordaanslag
- karaktermoord
- volkerenmoord
- tweelingzuster
- kloosterzuster