straatrace
Dutch (Brabantic)
/ˈstraːt.reːs/
noun
Definitions
- A street race.
Etymology
Compound from Dutch, Flemish straat (street) + Dutch, Flemish race.
Origin
Dutch (Brabantic)
race
Gloss
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- race English
- strāta Latin
- achterafstraat Dutch, Flemish
- afvalrace Dutch, Flemish
- autowasstraat Dutch, Flemish
- dorpsstraat Dutch, Flemish
- fietsstraat Dutch, Flemish
- hoofdstraat Dutch, Flemish
- milieustraat Dutch, Flemish
- pitstraat Dutch, Flemish
- race Dutch, Flemish
- racefiets Dutch, Flemish
- straat Dutch, Flemish
- straatarm Dutch, Flemish
- straathoek Dutch, Flemish
- straathond Dutch, Flemish
- straatintimidatie Dutch, Flemish
- straatjongen Dutch, Flemish
- straatkind Dutch, Flemish
- straatkunstenaar Dutch, Flemish
- straatlicht Dutch, Flemish
- straatmeisje Dutch, Flemish
- straatmuzikant Dutch, Flemish
- straatnaam Dutch, Flemish
- straatorgel Dutch, Flemish
- straatracer Dutch, Flemish
- straatroof Dutch, Flemish
- straatrover Dutch, Flemish
- straatsteen Dutch, Flemish
- straatvechter Dutch, Flemish
- straatveger Dutch, Flemish
- straatverkoper Dutch, Flemish
- straatwaarde Dutch, Flemish
- straatweg Dutch, Flemish
- wasstraat Dutch, Flemish
- zeepkistenrace Dutch, Flemish
- setrat Indonesian
- strate Middle Dutch
- straat Afrikaans
- strati Sranan Tongo
- race
- straat
- racefiets
- afvalrace
- straatarm
- wasstraat
- straatweg
- pitstraat
- straatroof
- straathoek
- straatnaam
- straathond
- straatkind
- straatorgel
- hoofdstraat
- straatrover
- straatsteen
- dorpsstraat
- straatracer
- fietsstraat
- straatlicht
- straatveger
- straatmeisje
- straatjongen
- milieustraat
- straatwaarde
- straatvechter
- autowasstraat
- straatmuzikant
- zeepkistenrace
- straatverkoper
- achterafstraat
- straatkunstenaar
- straatintimidatie