schatzoeker
Dutch (Brabantic)
/ˈsxɑtˌsu.kər/
noun
Definitions
- A treasure hunter.
Etymology
Affix from Dutch, Flemish schat (treasure, darling, sweetheart, hoard, valuable) + Dutch, Flemish zoeken (search).
Origin
Dutch (Brabantic)
zoeken
Gloss
search
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- afzoeken Dutch, Flemish
- baatzoeker Dutch, Flemish
- bezoeken Dutch, Flemish
- bodemschat Dutch, Flemish
- bruidsschat Dutch, Flemish
- doorzoeken Dutch, Flemish
- kunstschat Dutch, Flemish
- leenwoordenschat Dutch, Flemish
- onderzoeken Dutch, Flemish
- opzoeken Dutch, Flemish
- schat Dutch, Flemish
- schateiland Dutch, Flemish
- schatkamer Dutch, Flemish
- schatkist Dutch, Flemish
- schatlijst Dutch, Flemish
- schattebout Dutch, Flemish
- schatten Dutch, Flemish
- schattig Dutch, Flemish
- uitzoeken Dutch, Flemish
- verzoeken Dutch, Flemish
- woordenschat Dutch, Flemish
- zoekbalk Dutch, Flemish
- zoeken Dutch, Flemish
- zoeker Dutch, Flemish
- zoeklicht Dutch, Flemish
- zoekmachine Dutch, Flemish
- zoekmotor Dutch, Flemish
- zoekopdracht Dutch, Flemish
- zoekrobot Dutch, Flemish
- zoektocht Dutch, Flemish
- zoekvak Dutch, Flemish
- schat Middle Dutch
- soeken Middle Dutch
- skat Afrikaans
- soek Afrikaans
- suku Sranan Tongo
- schat
- zoeker
- zoeken
- zoekvak
- afzoeken
- schatten
- zoekbalk
- schattig
- opzoeken
- bezoeken
- zoeklicht
- zoektocht
- verzoeken
- schatkist
- zoekrobot
- zoekmotor
- uitzoeken
- bodemschat
- schatkamer
- baatzoeker
- kunstschat
- doorzoeken
- schatlijst
- schattebout
- onderzoeken
- zoekmachine
- bruidsschat
- schateiland
- woordenschat
- zoekopdracht
- leenwoordenschat