roodbont
Dutch (Brabantic)
/ˈroːt.bɔnt/
adj
Definitions
- chiefly of cattle red-pied, red and white
Etymology
Compound from Dutch, Flemish rood (red) + Dutch, Flemish bont.
Origin
Dutch (Brabantic)
bont
Gloss
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- avondrood Dutch, Flemish
- bloedrood Dutch, Flemish
- bont Dutch, Flemish
- bonten Dutch, Flemish
- bontheid Dutch, Flemish
- bontjas Dutch, Flemish
- bontkraag Dutch, Flemish
- bontwerk Dutch, Flemish
- bordeauxrood Dutch, Flemish
- karmijnrood Dutch, Flemish
- kersenrood Dutch, Flemish
- kersrood Dutch, Flemish
- koraalrood Dutch, Flemish
- lippenrood Dutch, Flemish
- morgenrood Dutch, Flemish
- okerrood Dutch, Flemish
- paarsrood Dutch, Flemish
- robijnrood Dutch, Flemish
- rood Dutch, Flemish
- roodachtig Dutch, Flemish
- roodbaars Dutch, Flemish
- roodborst Dutch, Flemish
- roodborstlijster Dutch, Flemish
- roodgloeiend Dutch, Flemish
- roodhaar Dutch, Flemish
- roodharig Dutch, Flemish
- roodhert Dutch, Flemish
- roodkop Dutch, Flemish
- roodmus Dutch, Flemish
- roodrijder Dutch, Flemish
- roodsel Dutch, Flemish
- roodverschuiving Dutch, Flemish
- rozenrood Dutch, Flemish
- rozerood Dutch, Flemish
- schaamrood Dutch, Flemish
- scharlakenrood Dutch, Flemish
- vuurrood Dutch, Flemish
- wijnrood Dutch, Flemish
- bont Middle Dutch
- rôot Middle Dutch
- rooi Afrikaans
- rood
- bont
- bonten
- bontjas
- roodmus
- roodkop
- roodsel
- vuurrood
- roodhert
- kersrood
- bontwerk
- rozerood
- bontheid
- wijnrood
- okerrood
- roodhaar
- roodharig
- paarsrood
- bloedrood
- avondrood
- bontkraag
- roodborst
- rozenrood
- roodbaars
- koraalrood
- roodrijder
- roodachtig
- lippenrood
- kersenrood
- robijnrood
- schaamrood
- morgenrood
- karmijnrood
- roodgloeiend
- bordeauxrood
- scharlakenrood
- roodverschuiving
- roodborstlijster