contactdoos
Dutch (Brabantic)
/kɔnˈtɑkˌdoːs/
noun
Definitions
- electrical socket, particularly one that isn't attached to a wall
Etymology
Compound from Dutch, Flemish contact (contact) + Dutch, Flemish doos (box, vagina, stupid).
Origin
Dutch (Brabantic)
doos
Gloss
box, vagina, stupid
Concept
Semantic Field
Modern world
Ontological Category
Action/Process
Kanji
膣
Emoji
🥊 🍱 🎁 📁 📂 📤️ 📥️ 📦️ 🗃️ 🗄️ 🗳️ 🧃
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- bouwdoos Dutch, Flemish
- brilledoos Dutch, Flemish
- brillendoos Dutch, Flemish
- contact Dutch, Flemish
- contactlens Dutch, Flemish
- contactloos Dutch, Flemish
- contactpersoon Dutch, Flemish
- contactsleutel Dutch, Flemish
- contactverbod Dutch, Flemish
- doos Dutch, Flemish
- doosvrucht Dutch, Flemish
- kijkdoos Dutch, Flemish
- koekendoos Dutch, Flemish
- muziekdoos Dutch, Flemish
- pillendoos Dutch, Flemish
- poepdoos Dutch, Flemish
- schminkdoos Dutch, Flemish
- schoenendoos Dutch, Flemish
- sigarendoos Dutch, Flemish
- snuifdoos Dutch, Flemish
- speeldoos Dutch, Flemish
- sporendoos Dutch, Flemish
- stekkerdoos Dutch, Flemish
- stopcontact Dutch, Flemish
- taalcontact Dutch, Flemish
- taartdoos Dutch, Flemish
- tondeldoos Dutch, Flemish
- verbanddoos Dutch, Flemish
- verhuisdoos Dutch, Flemish
- wand Dutch, Flemish
- wandcontactdoos Dutch, Flemish
- contact French
- dus Indonesian
- kontak Indonesian
- dose Middle Dutch
- doos Afrikaans
- kontak Afrikaans
- dosu Sranan Tongo
- doos
- wand
- contact
- poepdoos
- kijkdoos
- bouwdoos
- snuifdoos
- speeldoos
- taartdoos
- sporendoos
- koekendoos
- doosvrucht
- tondeldoos
- muziekdoos
- pillendoos
- brilledoos
- brillendoos
- contactloos
- schminkdoos
- contactlens
- stopcontact
- sigarendoos
- verbanddoos
- verhuisdoos
- taalcontact
- stekkerdoos
- schoenendoos
- contactverbod
- contactpersoon
- contactsleutel
- wandcontactdoos