blauwogig
Dutch (Brabantic)
/ˌblɑu̯ˈoː.ɣəx/
adj
Definitions
- blue-eyed
Etymology
Affix from Dutch, Flemish blauw (blue) + Dutch, Flemish oog (eye).
Origin
Dutch (Brabantic)
oog
Gloss
eye
Concept
Semantic Field
The body
Ontological Category
Person/Thing
Kanji
目
Emoji
👀 😃 🙄 🤩 👀 👁️ 👁️🗨️ 👓️ 🕶️ 😁 😄 😉 😊 😍 😙 😚 😜 😝 😸 😻 😽 🤪
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- Schiermonnikoog Dutch, Flemish
- ankeroog Dutch, Flemish
- appelblauwzeegroen Dutch, Flemish
- argusoog Dutch, Flemish
- azuurblauw Dutch, Flemish
- blauw Dutch, Flemish
- blauwachtig Dutch, Flemish
- blauwalg Dutch, Flemish
- blauwborst Dutch, Flemish
- blauwdruk Dutch, Flemish
- blauwgrauw Dutch, Flemish
- blauwgrijs Dutch, Flemish
- blauwgroen Dutch, Flemish
- blauwheid Dutch, Flemish
- blauwhelm Dutch, Flemish
- blauwhemd Dutch, Flemish
- blauwig Dutch, Flemish
- blauwschimmelkaas Dutch, Flemish
- blauwschuit Dutch, Flemish
- blauwverschuiving Dutch, Flemish
- blauwvleugelsprinkhaan Dutch, Flemish
- blauwzucht Dutch, Flemish
- bruinogig Dutch, Flemish
- eenoog Dutch, Flemish
- eksteroog Dutch, Flemish
- facetoog Dutch, Flemish
- geestesoog Dutch, Flemish
- grauwblauw Dutch, Flemish
- grijsblauw Dutch, Flemish
- groenblauw Dutch, Flemish
- hemelblauw Dutch, Flemish
- hemelsblauw Dutch, Flemish
- kleinoogrog Dutch, Flemish
- knipogen Dutch, Flemish
- knipoog Dutch, Flemish
- kraaloog Dutch, Flemish
- maanoog Dutch, Flemish
- marineblauw Dutch, Flemish
- negenoog Dutch, Flemish
- ogen Dutch, Flemish
- ogenblik Dutch, Flemish
- ogenwenk Dutch, Flemish
- oog Dutch, Flemish
- oogappel Dutch, Flemish
- oogarts Dutch, Flemish
- oogbal Dutch, Flemish
- oogbol Dutch, Flemish
- ooggetuige Dutch, Flemish
- oogglas Dutch, Flemish
- oogheelkunde Dutch, Flemish
- oogholte Dutch, Flemish
- oogkas Dutch, Flemish
- ooglap Dutch, Flemish
- ooglid Dutch, Flemish
- oogmerk Dutch, Flemish
- oogopslag Dutch, Flemish
- oogpotlood Dutch, Flemish
- oogring Dutch, Flemish
- oogschaduw Dutch, Flemish
- oogwenk Dutch, Flemish
- oogwit Dutch, Flemish
- staalblauw Dutch, Flemish
- violetblauw Dutch, Flemish
- blau Middle Dutch
- oge Middle Dutch
- ôge Middle Dutch
- blou Afrikaans
- oog Afrikaans
- blou Papiamentu
- blaw Sranan Tongo
- oog
- ogen
- blauw
- ooglap
- oogwit
- ooglid
- eenoog
- oogbal
- oogbol
- oogkas
- blauwig
- oogglas
- oogring
- knipoog
- maanoog
- oogarts
- oogmerk
- oogwenk
- ogenwenk
- blauwalg
- facetoog
- ankeroog
- argusoog
- ogenblik
- oogholte
- knipogen
- kraaloog
- negenoog
- oogappel
- blauwhelm
- eksteroog
- bruinogig
- blauwdruk
- blauwheid
- oogopslag
- blauwhemd
- blauwgroen
- grijsblauw
- oogpotlood
- geestesoog
- blauwgrauw
- ooggetuige
- azuurblauw
- groenblauw
- blauwzucht
- staalblauw
- blauwborst
- oogschaduw
- grauwblauw
- hemelblauw
- blauwgrijs
- violetblauw
- hemelsblauw
- kleinoogrog
- blauwachtig
- marineblauw
- blauwschuit
- oogheelkunde
- Schiermonnikoog
- blauwschimmelkaas
- blauwverschuiving
- appelblauwzeegroen
- blauwvleugelsprinkhaan