blauwachtig
Dutch (Brabantic)
/ˈblɑu̯.ɑx.təx/
adj
Definitions
- bluish, somewhat or resembling blue
Etymology
Suf from Dutch, Flemish blauw (blue).
Origin
Dutch (Brabantic)
blauw
Gloss
blue
Concept
Semantic Field
Sense perception
Ontological Category
Property
Kanji
青
Emoji
👮 💙 📘 😰 🫐
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- appelblauwzeegroen Dutch, Flemish
- azuurblauw Dutch, Flemish
- blauw Dutch, Flemish
- blauwalg Dutch, Flemish
- blauwborst Dutch, Flemish
- blauwdruk Dutch, Flemish
- blauwgrauw Dutch, Flemish
- blauwgrijs Dutch, Flemish
- blauwgroen Dutch, Flemish
- blauwheid Dutch, Flemish
- blauwhelm Dutch, Flemish
- blauwhemd Dutch, Flemish
- blauwig Dutch, Flemish
- blauwogig Dutch, Flemish
- blauwschimmelkaas Dutch, Flemish
- blauwschuit Dutch, Flemish
- blauwverschuiving Dutch, Flemish
- blauwvleugelsprinkhaan Dutch, Flemish
- blauwzucht Dutch, Flemish
- grauwblauw Dutch, Flemish
- grijsblauw Dutch, Flemish
- groenblauw Dutch, Flemish
- hemelblauw Dutch, Flemish
- hemelsblauw Dutch, Flemish
- marineblauw Dutch, Flemish
- staalblauw Dutch, Flemish
- violetblauw Dutch, Flemish
- blau Middle Dutch
- blou Afrikaans
- blou Papiamentu
- blaw Sranan Tongo
- blauw
- blauwig
- blauwalg
- blauwheid
- blauwhelm
- blauwogig
- blauwhemd
- blauwdruk
- blauwgroen
- blauwzucht
- grijsblauw
- blauwgrauw
- staalblauw
- blauwborst
- azuurblauw
- grauwblauw
- hemelblauw
- groenblauw
- blauwgrijs
- blauwschuit
- violetblauw
- hemelsblauw
- marineblauw
- blauwschimmelkaas
- blauwverschuiving
- appelblauwzeegroen
- blauwvleugelsprinkhaan