blauwhelm
Dutch (Brabantic)
/ˈblɑu̯.ɦɛlm/
noun
Definitions
- A Blue Helmet; a soldier or civilian employee of a UN peacekeeping mission.
Etymology
Compound from Dutch, Flemish blauw (blue) + Dutch, Flemish helm.
Origin
Dutch (Brabantic)
helm
Gloss
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- appelblauwzeegroen Dutch, Flemish
- azuurblauw Dutch, Flemish
- blauw Dutch, Flemish
- blauwachtig Dutch, Flemish
- blauwalg Dutch, Flemish
- blauwborst Dutch, Flemish
- blauwdruk Dutch, Flemish
- blauwgrauw Dutch, Flemish
- blauwgrijs Dutch, Flemish
- blauwgroen Dutch, Flemish
- blauwheid Dutch, Flemish
- blauwhemd Dutch, Flemish
- blauwig Dutch, Flemish
- blauwogig Dutch, Flemish
- blauwschimmelkaas Dutch, Flemish
- blauwschuit Dutch, Flemish
- blauwverschuiving Dutch, Flemish
- blauwvleugelsprinkhaan Dutch, Flemish
- blauwzucht Dutch, Flemish
- fietshelm Dutch, Flemish
- grauwblauw Dutch, Flemish
- grijsblauw Dutch, Flemish
- groenblauw Dutch, Flemish
- helm Dutch, Flemish
- hemelblauw Dutch, Flemish
- hemelsblauw Dutch, Flemish
- marineblauw Dutch, Flemish
- mijnwerkershelm Dutch, Flemish
- staalblauw Dutch, Flemish
- violetblauw Dutch, Flemish
- helm Indonesian
- blau Middle Dutch
- blou Afrikaans
- helm Afrikaans
- *helm Old Dutch
- blou Papiamentu
- blaw Sranan Tongo
- helm
- blauw
- blauwig
- blauwalg
- blauwheid
- fietshelm
- blauwogig
- blauwhemd
- blauwdruk
- blauwgroen
- blauwzucht
- grijsblauw
- blauwgrauw
- staalblauw
- blauwborst
- azuurblauw
- grauwblauw
- hemelblauw
- groenblauw
- blauwgrijs
- blauwschuit
- violetblauw
- hemelsblauw
- blauwachtig
- marineblauw
- mijnwerkershelm
- blauwschimmelkaas
- blauwverschuiving
- appelblauwzeegroen
- blauwvleugelsprinkhaan