sneeuwkleed
Dutch (Brabantic)
/ˈsneːu̯.kleːt/
noun
Definitions
- snow cover
Etymology
Compound from Dutch, Flemish sneeuw (snow) + Dutch, Flemish kleed (dress, cloth, robe, cover, garment).
Origin
Dutch (Brabantic)
kleed
Gloss
dress, cloth, robe, cover, garment
Concept
Semantic Field
Clothing and grooming
Ontological Category
Person/Thing
Kanji
布
Emoji
👗 👩🎤 🥻
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- Sneeuwwitje Dutch, Flemish
- altaarkleed Dutch, Flemish
- baarkleed Dutch, Flemish
- bloedsneeuw Dutch, Flemish
- bovenkleed Dutch, Flemish
- kleden Dutch, Flemish
- kleed Dutch, Flemish
- lijkkleed Dutch, Flemish
- sneeuw Dutch, Flemish
- sneeuwachtig Dutch, Flemish
- sneeuwanker Dutch, Flemish
- sneeuwbal Dutch, Flemish
- sneeuwband Dutch, Flemish
- sneeuwbank Dutch, Flemish
- sneeuwbeer Dutch, Flemish
- sneeuwblind Dutch, Flemish
- sneeuwbol Dutch, Flemish
- sneeuwbom Dutch, Flemish
- sneeuwbril Dutch, Flemish
- sneeuwbui Dutch, Flemish
- sneeuwdek Dutch, Flemish
- sneeuwdrift Dutch, Flemish
- sneeuwduin Dutch, Flemish
- sneeuwen Dutch, Flemish
- sneeuwengel Dutch, Flemish
- sneeuwerig Dutch, Flemish
- sneeuwfrees Dutch, Flemish
- sneeuwgans Dutch, Flemish
- sneeuwgeit Dutch, Flemish
- sneeuwgrens Dutch, Flemish
- sneeuwhaas Dutch, Flemish
- sneeuwhoen Dutch, Flemish
- sneeuwhoos Dutch, Flemish
- sneeuwhut Dutch, Flemish
- sneeuwig Dutch, Flemish
- sneeuwkanon Dutch, Flemish
- sneeuwketting Dutch, Flemish
- sneeuwklok Dutch, Flemish
- sneeuwkristal Dutch, Flemish
- sneeuwkroon Dutch, Flemish
- sneeuwlandschap Dutch, Flemish
- sneeuwlawine Dutch, Flemish
- sneeuwleeuw Dutch, Flemish
- sneeuwloos Dutch, Flemish
- sneeuwluipaard Dutch, Flemish
- sneeuwman Dutch, Flemish
- sneeuwmug Dutch, Flemish
- sneeuwmuis Dutch, Flemish
- sneeuwpanter Dutch, Flemish
- sneeuwploeg Dutch, Flemish
- sneeuwpop Dutch, Flemish
- sneeuwpudding Dutch, Flemish
- sneeuwschep Dutch, Flemish
- sneeuwschoen Dutch, Flemish
- sneeuwschuiver Dutch, Flemish
- sneeuwscooter Dutch, Flemish
- sneeuwstorm Dutch, Flemish
- sneeuwuil Dutch, Flemish
- sneeuwval Dutch, Flemish
- sneeuwvlo Dutch, Flemish
- sneeuwvlok Dutch, Flemish
- sneeuwvrouw Dutch, Flemish
- sneeuwwoestijn Dutch, Flemish
- stuifsneeuw Dutch, Flemish
- tafelkleed Dutch, Flemish
- trouwkleed Dutch, Flemish
- verenkleed Dutch, Flemish
- vloerkleed Dutch, Flemish
- winterkleed Dutch, Flemish
- zadelkleed Dutch, Flemish
- clêet Middle Dutch
- snêe Middle Dutch
- sneeu Afrikaans
- sneu Papiamentu
- snew Sranan Tongo
- kleed
- sneeuw
- kleden
- sneeuwig
- sneeuwen
- sneeuwvlo
- sneeuwuil
- sneeuwhut
- sneeuwman
- sneeuwbom
- sneeuwdek
- sneeuwbol
- baarkleed
- lijkkleed
- sneeuwbal
- sneeuwbui
- sneeuwpop
- sneeuwmug
- sneeuwval
- tafelkleed
- bovenkleed
- sneeuwband
- sneeuwhaas
- sneeuwhoen
- sneeuwloos
- sneeuwgans
- sneeuwbril
- sneeuwhoos
- sneeuwbeer
- verenkleed
- zadelkleed
- sneeuwklok
- trouwkleed
- vloerkleed
- sneeuwmuis
- sneeuwvlok
- sneeuwgeit
- sneeuwerig
- sneeuwduin
- sneeuwbank
- sneeuwdrift
- sneeuwploeg
- sneeuwkanon
- sneeuwgrens
- sneeuwschep
- winterkleed
- sneeuwvrouw
- sneeuwstorm
- bloedsneeuw
- sneeuwleeuw
- Sneeuwwitje
- stuifsneeuw
- sneeuwblind
- sneeuwengel
- altaarkleed
- sneeuwanker
- sneeuwkroon
- sneeuwfrees
- sneeuwachtig
- sneeuwpanter
- sneeuwlawine
- sneeuwschoen
- sneeuwkristal
- sneeuwpudding
- sneeuwketting
- sneeuwscooter
- sneeuwluipaard
- sneeuwwoestijn
- sneeuwschuiver
- sneeuwlandschap