leernicht
Dutch (Brabantic)
/ˈleːr.nɪxt/
noun
Definitions
- (informal) gay man dressed in leather
Etymology
Compound from Dutch, Flemish leer (doctrine, teaching, discipline) + Dutch, Flemish nicht (niece).
Origin
Dutch (Brabantic)
nicht
Gloss
niece
Concept
Semantic Field
Kinship
Ontological Category
Person/Thing
Kanji
姪
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- Monroeleer Dutch, Flemish
- achternicht Dutch, Flemish
- affectenleer Dutch, Flemish
- cabretleer Dutch, Flemish
- erfelijkheidsleer Dutch, Flemish
- fabelleer Dutch, Flemish
- geitenleer Dutch, Flemish
- goudleer Dutch, Flemish
- kennisleer Dutch, Flemish
- klankleer Dutch, Flemish
- leer Dutch, Flemish
- leerlooien Dutch, Flemish
- leermening Dutch, Flemish
- leerstellig Dutch, Flemish
- leerstelling Dutch, Flemish
- leerstelsel Dutch, Flemish
- leerstuk Dutch, Flemish
- levensleer Dutch, Flemish
- maatschappijleer Dutch, Flemish
- nicht Dutch, Flemish
- pisnicht Dutch, Flemish
- rassenleer Dutch, Flemish
- regelnicht Dutch, Flemish
- relnicht Dutch, Flemish
- spraakleer Dutch, Flemish
- stromingsleer Dutch, Flemish
- tuigleer Dutch, Flemish
- vergifleer Dutch, Flemish
- vergiftleer Dutch, Flemish
- verzamelingenleer Dutch, Flemish
- vetleer Dutch, Flemish
- voedingsleer Dutch, Flemish
- vormenleer Dutch, Flemish
- vormleer Dutch, Flemish
- weefselleer Dutch, Flemish
- zeemleer Dutch, Flemish
- zinsleer Dutch, Flemish
- leder Middle Dutch
- nichte Middle Dutch
- nicht Western Frisian
- leer
- nicht
- vetleer
- zeemleer
- zinsleer
- relnicht
- tuigleer
- pisnicht
- goudleer
- leerstuk
- vormleer
- klankleer
- fabelleer
- regelnicht
- leermening
- rassenleer
- levensleer
- Monroeleer
- vergifleer
- vormenleer
- cabretleer
- leerlooien
- geitenleer
- kennisleer
- spraakleer
- vergiftleer
- weefselleer
- leerstelsel
- achternicht
- leerstellig
- affectenleer
- leerstelling
- voedingsleer
- stromingsleer
- maatschappijleer
- erfelijkheidsleer
- verzamelingenleer