gedienstig
Dutch (Brabantic)
/ɣəˈdin.stəx/
adj
Definitions
- helpful, willing to help
- (obsolete) useful, utile
Etymology
Inherited from Middle Dutch gedienstich affix from Dutch, Flemish dienst (service, worship, shift).
Origin
Dutch (Brabantic)
dienst
Gloss
service, worship, shift
Concept
Semantic Field
Religion and belief
Ontological Category
Action/Process
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- afgodendienst Dutch, Flemish
- bestuursdienst Dutch, Flemish
- buikdienst Dutch, Flemish
- dienen Dutch, Flemish
- dienst Dutch, Flemish
- dienstbode Dutch, Flemish
- dienstenproletariaat Dutch, Flemish
- dienstensector Dutch, Flemish
- diensthuis Dutch, Flemish
- dienstig Dutch, Flemish
- dienstknecht Dutch, Flemish
- dienstmaagd Dutch, Flemish
- dienstman Dutch, Flemish
- dienstmeid Dutch, Flemish
- dienstplicht Dutch, Flemish
- dienstrooster Dutch, Flemish
- dienstverlening Dutch, Flemish
- dienstwapen Dutch, Flemish
- dierendienst Dutch, Flemish
- eredienst Dutch, Flemish
- gebedsdienst Dutch, Flemish
- godendienst Dutch, Flemish
- godsdienst Dutch, Flemish
- huisgodendienst Dutch, Flemish
- hulpdienst Dutch, Flemish
- kerkdienst Dutch, Flemish
- lippendienst Dutch, Flemish
- onderzeebootdienst Dutch, Flemish
- onderzeedienst Dutch, Flemish
- ploegendienst Dutch, Flemish
- postdienst Dutch, Flemish
- stoombootdienst Dutch, Flemish
- veerdienst Dutch, Flemish
- dinas Indonesian
- dienst Middle Dutch
- gedienstich Middle Dutch
- diens Afrikaans
- dienen
- dienst
- dienstig
- dienstman
- eredienst
- diensthuis
- dienstmeid
- buikdienst
- veerdienst
- postdienst
- godsdienst
- hulpdienst
- kerkdienst
- dienstbode
- dienstwapen
- godendienst
- dienstmaagd
- lippendienst
- gebedsdienst
- dienstplicht
- dienstknecht
- dierendienst
- afgodendienst
- ploegendienst
- dienstrooster
- bestuursdienst
- dienstensector
- onderzeedienst
- dienstverlening
- stoombootdienst
- huisgodendienst
- onderzeebootdienst
- dienstenproletariaat