drijfvermogen
Dutch (Brabantic)
/ˈdrɛi̯fərˌmoːɣə(n)/
noun
Definitions
- buoyancy, the ability to stay afloat
Etymology
Compound from Dutch, Flemish drijven (drive, move, direct, lead, drift, float, chase) + Dutch, Flemish vermogen (capacity, capability, power).
Origin
Dutch (Brabantic)
vermogen
Gloss
capacity, capability, power
Concept
Semantic Field
Social and political relations
Ontological Category
Person/Thing
Kanji
力
Emoji
🏋️ 💡
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- aandrijven Dutch, Flemish
- aanpassingsvermogen Dutch, Flemish
- afdrijven Dutch, Flemish
- alvermogen Dutch, Flemish
- bedrijven Dutch, Flemish
- doordrijven Dutch, Flemish
- doorzettingsvermogen Dutch, Flemish
- dribbelen Dutch, Flemish
- drijfhout Dutch, Flemish
- drijfijs Dutch, Flemish
- drijfjacht Dutch, Flemish
- drijfsijs Dutch, Flemish
- drijfveer Dutch, Flemish
- drijfzand Dutch, Flemish
- drijven Dutch, Flemish
- geestdrijver Dutch, Flemish
- improvisatievermogen Dutch, Flemish
- inlevingsvermogen Dutch, Flemish
- mogen Dutch, Flemish
- onvermogen Dutch, Flemish
- overdrijven Dutch, Flemish
- uitdrijven Dutch, Flemish
- uithoudingsvermogen Dutch, Flemish
- verdrijven Dutch, Flemish
- vermogen Dutch, Flemish
- vermogensbeheer Dutch, Flemish
- vermogensbelasting Dutch, Flemish
- voortdrijven Dutch, Flemish
- дрейф Russian
- driven Middle Dutch
- drîven Middle Dutch
- dryf Afrikaans
- drif Papiamentu
- mogen
- drijven
- vermogen
- drijfijs
- drijfzand
- drijfhout
- drijfveer
- dribbelen
- drijfsijs
- afdrijven
- bedrijven
- aandrijven
- drijfjacht
- uitdrijven
- onvermogen
- alvermogen
- verdrijven
- overdrijven
- doordrijven
- geestdrijver
- voortdrijven
- vermogensbeheer
- inlevingsvermogen
- vermogensbelasting
- aanpassingsvermogen
- uithoudingsvermogen
- doorzettingsvermogen
- improvisatievermogen