brandslang
Dutch (Brabantic)
/ˈbrɑnt.slɑŋ/
noun
Definitions
- fire hose
Etymology
Compound from Dutch, Flemish brand (fire, conflagration) + Dutch, Flemish slang (snake, hose, slang, serpent).
Origin
Dutch (Brabantic)
slang
Gloss
snake, hose, slang, serpent
Concept
Semantic Field
Animals
Ontological Category
Person/Thing
Kanji
蛇
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- Slangendrager Dutch, Flemish
- aardslang Dutch, Flemish
- afgodslang Dutch, Flemish
- afgodsslang Dutch, Flemish
- aspisslang Dutch, Flemish
- boomslang Dutch, Flemish
- bosbrand Dutch, Flemish
- brand Dutch, Flemish
- brandblusser Dutch, Flemish
- brandbom Dutch, Flemish
- brandbrief Dutch, Flemish
- branden Dutch, Flemish
- brandkast Dutch, Flemish
- brandkogel Dutch, Flemish
- brandkraan Dutch, Flemish
- brandmeester Dutch, Flemish
- brandmuur Dutch, Flemish
- brandpunt Dutch, Flemish
- brandschade Dutch, Flemish
- brandschilderen Dutch, Flemish
- brandschoon Dutch, Flemish
- brandspuit Dutch, Flemish
- brandstichten Dutch, Flemish
- brandweer Dutch, Flemish
- brandwond Dutch, Flemish
- brandwonde Dutch, Flemish
- brilslang Dutch, Flemish
- gifslang Dutch, Flemish
- giftslang Dutch, Flemish
- huisbrand Dutch, Flemish
- korenslang Dutch, Flemish
- kousenbandslang Dutch, Flemish
- melkslang Dutch, Flemish
- natuurbrand Dutch, Flemish
- ratelslang Dutch, Flemish
- ringslang Dutch, Flemish
- sawaslang Dutch, Flemish
- slang Dutch, Flemish
- slangenarend Dutch, Flemish
- slangengif Dutch, Flemish
- slangengift Dutch, Flemish
- slangenkuil Dutch, Flemish
- slangenmens Dutch, Flemish
- slangster Dutch, Flemish
- stofzuigerslang Dutch, Flemish
- stokebrand Dutch, Flemish
- tapijtslang Dutch, Flemish
- trapslang Dutch, Flemish
- tuinslang Dutch, Flemish
- veenbrand Dutch, Flemish
- veldbrand Dutch, Flemish
- waterslang Dutch, Flemish
- wereldbrand Dutch, Flemish
- woningbrand Dutch, Flemish
- wurgslang Dutch, Flemish
- zeeslang Dutch, Flemish
- zonnebrand Dutch, Flemish
- slang Indonesian
- brant Middle Dutch
- slange Middle Dutch
- brand Afrikaans
- brandweer Afrikaans
- slang Afrikaans
- slang Limburgan, Limburger, Limburgish
- slangi Berbice Creole Dutch
- slang
- brand
- branden
- brandbom
- gifslang
- zeeslang
- bosbrand
- brandkast
- brandpunt
- veldbrand
- brilslang
- veenbrand
- wurgslang
- tuinslang
- giftslang
- aardslang
- brandweer
- boomslang
- slangster
- melkslang
- trapslang
- huisbrand
- sawaslang
- brandwond
- ringslang
- brandmuur
- brandwonde
- aspisslang
- afgodslang
- brandkogel
- waterslang
- stokebrand
- ratelslang
- brandbrief
- korenslang
- slangengif
- brandspuit
- brandkraan
- zonnebrand
- slangenmens
- natuurbrand
- slangenkuil
- brandschade
- slangengift
- tapijtslang
- brandschoon
- wereldbrand
- afgodsslang
- woningbrand
- brandblusser
- slangenarend
- brandmeester
- Slangendrager
- brandstichten
- kousenbandslang
- brandschilderen
- stofzuigerslang