zorgboerderij
Dutch (Brabantic)
/ˈzɔrx.bur.dəˌrɛi̯/
noun
Definitions
- care farm farm that functions as a health care or integration facility
Etymology
Compound from Dutch, Flemish zorg (care, worry, concern, healthcare, a care) + Dutch, Flemish boerderij (farm).
Origin
Dutch (Brabantic)
boerderij
Gloss
farm
Concept
Semantic Field
Agriculture and vegetation
Ontological Category
Person/Thing
Emoji
🐂 🐄 🐐 🐑 🐖 🐮 🐷 🚜
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- boerderij Dutch, Flemish
- boeren Dutch, Flemish
- broedzorg Dutch, Flemish
- geldzorg Dutch, Flemish
- gezondheidszorg Dutch, Flemish
- herenboerderij Dutch, Flemish
- kasteelboerderij Dutch, Flemish
- kinderboerderij Dutch, Flemish
- kinderzorg Dutch, Flemish
- kloosterboerderij Dutch, Flemish
- kraamzorg Dutch, Flemish
- mantelzorg Dutch, Flemish
- mierenboerderij Dutch, Flemish
- nazorg Dutch, Flemish
- ouderenzorg Dutch, Flemish
- patiëntenzorg Dutch, Flemish
- pleegzorg Dutch, Flemish
- stolpboerderij Dutch, Flemish
- voorzorg Dutch, Flemish
- zorg Dutch, Flemish
- zorgeloos Dutch, Flemish
- zorgen Dutch, Flemish
- zorgenkind Dutch, Flemish
- zorgmijder Dutch, Flemish
- zorgpremie Dutch, Flemish
- zorgverlener Dutch, Flemish
- zorgverzekeraar Dutch, Flemish
- zorgverzekering Dutch, Flemish
- zorgvuldig Dutch, Flemish
- zorgwekkend Dutch, Flemish
- zorgzaam Dutch, Flemish
- sorge Middle Dutch
- sorg Afrikaans
- zorg
- nazorg
- boeren
- zorgen
- geldzorg
- zorgzaam
- voorzorg
- kraamzorg
- broedzorg
- boerderij
- pleegzorg
- zorgeloos
- zorgmijder
- zorgpremie
- mantelzorg
- kinderzorg
- zorgenkind
- zorgvuldig
- ouderenzorg
- zorgwekkend
- zorgverlener
- patiëntenzorg
- stolpboerderij
- herenboerderij
- zorgverzekering
- zorgverzekeraar
- mierenboerderij
- kinderboerderij
- gezondheidszorg
- kasteelboerderij
- kloosterboerderij