veelwijverij
Dutch (Brabantic)
/ˌveːl.ʋɛi̯.vəˈrɛi̯/
noun
Definitions
- (pejorative) polygyny
Etymology
Compound from Dutch, Flemish veel (many, much) + Dutch, Flemish wijf (woman, wife, bint, female)+ Dutch, Flemish -erij (ery).
Origin
Dutch (Brabantic)
-erij
Gloss
ery
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- -erij Dutch, Flemish
- appelwijf Dutch, Flemish
- bijwijf Dutch, Flemish
- eenwijverij Dutch, Flemish
- kankerwijf Dutch, Flemish
- klerewijf Dutch, Flemish
- maldoenerij Dutch, Flemish
- manwijf Dutch, Flemish
- takkewijf Dutch, Flemish
- teveel Dutch, Flemish
- tweewijverij Dutch, Flemish
- veel Dutch, Flemish
- veelbelovend Dutch, Flemish
- veeleer Dutch, Flemish
- veeleisend Dutch, Flemish
- veelgebruikt Dutch, Flemish
- veelgodendom Dutch, Flemish
- veelhoek Dutch, Flemish
- veelpleger Dutch, Flemish
- veelschrijver Dutch, Flemish
- veelschrijverij Dutch, Flemish
- veelverdiener Dutch, Flemish
- veelvoud Dutch, Flemish
- veelvraat Dutch, Flemish
- veelvuldig Dutch, Flemish
- veelzijdig Dutch, Flemish
- velerlei Dutch, Flemish
- viswijf Dutch, Flemish
- warmoeswijf Dutch, Flemish
- wijf Dutch, Flemish
- zielsveel Dutch, Flemish
- -erie Old French
- vele Middle Dutch
- wijf Middle Dutch
- veel Afrikaans
- veel
- wijf
- -erij
- teveel
- manwijf
- bijwijf
- veeleer
- viswijf
- velerlei
- veelhoek
- veelvoud
- klerewijf
- takkewijf
- zielsveel
- veelvraat
- appelwijf
- veelzijdig
- veeleisend
- veelpleger
- veelvuldig
- kankerwijf
- maldoenerij
- eenwijverij
- warmoeswijf
- veelgebruikt
- veelgodendom
- tweewijverij
- veelbelovend
- veelverdiener
- veelschrijver
- veelschrijverij