staart
Dutch (Brabantic)
/staːrt/
noun
Definitions
- tail
Etymology
Inherited from Middle Dutch stert inherited from Old Dutch *stert inherited from Proto-Germanic *stertaz (tail).
Origin
Proto-Germanic
*stertaz
Gloss
tail
Concept
Semantic Field
The body
Ontological Category
Person/Thing
Kanji
尾
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- apen Dutch, Flemish
- apenstaart Dutch, Flemish
- been Dutch, Flemish
- grijpen Dutch, Flemish
- grijpstaart Dutch, Flemish
- kwispelen Dutch, Flemish
- kwispelstaart Dutch, Flemish
- kwispelstaarten Dutch, Flemish
- magnetostaart Dutch, Flemish
- man Dutch, Flemish
- paard Dutch, Flemish
- paardenstaart Dutch, Flemish
- pijl Dutch, Flemish
- pijlstaartrog Dutch, Flemish
- ploeg Dutch, Flemish
- rog Dutch, Flemish
- staartbeen Dutch, Flemish
- staartman Dutch, Flemish
- staartploeg Dutch, Flemish
- staartster Dutch, Flemish
- staartstuk Dutch, Flemish
- staartvin Dutch, Flemish
- staartvinnig Dutch, Flemish
- ster Dutch, Flemish
- stert Dutch, Flemish
- stuk Dutch, Flemish
- vin Dutch, Flemish
- zwaluw Dutch, Flemish
- zwaluwstaart Dutch, Flemish
- zweep Dutch, Flemish
- zweepstaart Dutch, Flemish
- zwemmen Dutch, Flemish
- zwemstaart Dutch, Flemish
- *(s)terd- Proto-Indo-European
- *stertaz Proto-Germanic
- steort Old English
- stertr Old Norse
- perdestert Middle Dutch
- stert Middle Dutch
- sterz Old High German
- *stert Old Dutch
- steirt West Flemish
- rog
- vin
- man
- stuk
- been
- pijl
- apen
- ster
- zweep
- paard
- ploeg
- stert
- zwaluw
- zwemmen
- grijpen
- staartvin
- staartman
- kwispelen
- staartster
- zwemstaart
- staartbeen
- staartstuk
- apenstaart
- grijpstaart
- zweepstaart
- staartploeg
- zwaluwstaart
- staartvinnig
- paardenstaart
- magnetostaart
- kwispelstaart
- pijlstaartrog
- kwispelstaarten