onzichtbaar
Dutch (Brabantic)
/ˌɔnˈzɪxt.baːr/
adj
Definitions
- invisible (not visible)
Etymology
Prefix from Dutch, Flemish zichtbaar.
Origin
Dutch (Brabantic)
zichtbaar
Gloss
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- sichtbar German
- onzichtbaarheid Dutch, Flemish
- zicht Dutch, Flemish
- zichtbaar Dutch, Flemish
- zichtbaarheid Dutch, Flemish
- onsigbaar Afrikaans
- sigbaar Afrikaans