sigbaar
Afrikaans
/ˈsəχ.bɑːr/
adj
Definitions
- visible
Etymology
Inherited from Dutch, Flemish zichtbaar suf from Afrikaans sig.
Origin
Afrikaans
sig
Gloss
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- sichtbar German
- onzichtbaar Dutch, Flemish
- zicht Dutch, Flemish
- zichtbaar Dutch, Flemish
- zichtbaarheid Dutch, Flemish
- kortsigtig Afrikaans
- onsigbaar Afrikaans
- sig Afrikaans