bewindvoerder
Dutch (Brabantic)
/bəˈʋɪntˌfuːr.dər/
noun
Definitions
- trustee, financial administrator
Etymology
Compound from Dutch, Flemish bewind (reign) + Dutch, Flemish voeren (lead, line, feed, guide)+ Dutch, Flemish -er (-er, agent).
Origin
Dutch (Brabantic)
-er
Gloss
-er, agent
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- -er Dutch, Flemish
- Staatsbewind Dutch, Flemish
- aanvoeren Dutch, Flemish
- aaseter Dutch, Flemish
- afvoeren Dutch, Flemish
- bandafnemer Dutch, Flemish
- bandenlichter Dutch, Flemish
- bevelvoerder Dutch, Flemish
- bewind Dutch, Flemish
- bewindsman Dutch, Flemish
- bewindsvrouw Dutch, Flemish
- brommer Dutch, Flemish
- doorvoeren Dutch, Flemish
- gezagvoerder Dutch, Flemish
- invoeren Dutch, Flemish
- levensgenieter Dutch, Flemish
- onderlegger Dutch, Flemish
- onderzetter Dutch, Flemish
- ontvoeren Dutch, Flemish
- opvoeren Dutch, Flemish
- overvoeren Dutch, Flemish
- redevoering Dutch, Flemish
- rokkenjager Dutch, Flemish
- schrikbewind Dutch, Flemish
- uitvoeren Dutch, Flemish
- vaanvoerder Dutch, Flemish
- voeren Dutch, Flemish
- voering Dutch, Flemish
- voerman Dutch, Flemish
- voertaal Dutch, Flemish
- voertuig Dutch, Flemish
- volvoeren Dutch, Flemish
- wegvoeren Dutch, Flemish
- woordvoerder Dutch, Flemish
- zaaier Dutch, Flemish
- filibuster Indonesian
- bewint Middle Dutch
- voeren Middle Dutch
- -er Afrikaans
- *-āri Old Dutch
- -er
- voeren
- zaaier
- bewind
- voering
- brommer
- voerman
- aaseter
- voertaal
- afvoeren
- opvoeren
- invoeren
- voertuig
- ontvoeren
- uitvoeren
- wegvoeren
- aanvoeren
- volvoeren
- bewindsman
- doorvoeren
- overvoeren
- onderzetter
- onderlegger
- redevoering
- rokkenjager
- vaanvoerder
- bandafnemer
- bewindsvrouw
- Staatsbewind
- woordvoerder
- schrikbewind
- bevelvoerder
- gezagvoerder
- bandenlichter
- levensgenieter