sinsbou
Afrikaans
/ˈsəns.bœu̯/
noun
Definitions
- (grammar) syntax, sentence structure
Etymology
Inherited from Dutch, Flemish zinsbouw compound from Afrikaans sin (sentence) + Afrikaans -s- + Afrikaans bou (construction, cultivation).
Origin
Afrikaans
bou
Gloss
construction, cultivation
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- bouw Dutch, Flemish
- bouwen Dutch, Flemish
- zin Dutch, Flemish
- zinsbouw Dutch, Flemish
- -s- Afrikaans
- afdelingswinkel Afrikaans
- begripsraamwerk Afrikaans
- bou Afrikaans
- eiendomsbelasting Afrikaans
- gesigsuitdrukking Afrikaans
- geslagsryp Afrikaans
- krygsgevangene Afrikaans
- landbou Afrikaans
- landsnaam Afrikaans
- liefdesbrief Afrikaans
- magsverheffing Afrikaans
- meerderheidsbelang Afrikaans
- meersinnig Afrikaans
- mynbou Afrikaans
- ogiesdraad Afrikaans
- ontdekkingsreisiger Afrikaans
- reddingsboot Afrikaans
- sin Afrikaans
- staatshoof Afrikaans
- strepieskode Afrikaans
- verjaarsdag Afrikaans
- volkslied Afrikaans
- weerstandsbeweging Afrikaans