ziektekiem
Dutch (Brabantic)
/ˈzik.təˌkim/
noun
Definitions
- A germ, a pathogen.
Etymology
Compound from Dutch, Flemish ziekte (disease, sickness) + Dutch, Flemish kiem (origin, seed, bud).
Origin
Dutch (Brabantic)
kiem
Gloss
origin, seed, bud
Concept
Semantic Field
Agriculture and vegetation
Ontological Category
Person/Thing
Kanji
芽
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- bloederziekte Dutch, Flemish
- bodemziekte Dutch, Flemish
- dollekoeienziekte Dutch, Flemish
- geestesziekte Dutch, Flemish
- gekkekoeienziekte Dutch, Flemish
- geslachtsziekte Dutch, Flemish
- haringwormziekte Dutch, Flemish
- infectieziekte Dutch, Flemish
- kiem Dutch, Flemish
- kiemen Dutch, Flemish
- kinderziekte Dutch, Flemish
- legionairsziekte Dutch, Flemish
- pyrietziekte Dutch, Flemish
- stofwisselingsziekte Dutch, Flemish
- suikerziekte Dutch, Flemish
- taaislijmziekte Dutch, Flemish
- venusziekte Dutch, Flemish
- vuile ziekte Dutch, Flemish
- wagenziekte Dutch, Flemish
- zenuwziekte Dutch, Flemish
- ziek Dutch, Flemish
- ziekte Dutch, Flemish
- ziektebeeld Dutch, Flemish
- ziektekosten Dutch, Flemish
- ziekteverwensing Dutch, Flemish
- kieme Middle Dutch
- siecte Middle Dutch
- kiem Afrikaans
- siekte Afrikaans
- siektekiem Afrikaans
- kym Western Frisian
- sykte Western Frisian
- syktekym Western Frisian
- ziek
- kiem
- kiemen
- ziekte
- venusziekte
- wagenziekte
- ziektebeeld
- bodemziekte
- zenuwziekte
- suikerziekte
- ziektekosten
- pyrietziekte
- vuile ziekte
- kinderziekte
- bloederziekte
- geestesziekte
- infectieziekte
- taaislijmziekte
- geslachtsziekte
- haringwormziekte
- legionairsziekte
- ziekteverwensing
- dollekoeienziekte
- gekkekoeienziekte
- stofwisselingsziekte