boekenplank
Dutch (Brabantic)
/ˈbu.kə(n)ˌplɑŋk/
noun
Definitions
- A bookshelf.
Etymology
Compound from Dutch, Flemish boek (book, omasum) + Dutch, Flemish plank (plank, board).
Origin
Dutch (Brabantic)
plank
Gloss
plank, board
Concept
Semantic Field
The house
Ontological Category
Person/Thing
Emoji
📋️ 🛹
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- aantekenboek Dutch, Flemish
- aantekeningenboek Dutch, Flemish
- boek Dutch, Flemish
- boekbeschouwer Dutch, Flemish
- boekdeel Dutch, Flemish
- boekdrukkunst Dutch, Flemish
- boeken Dutch, Flemish
- boekenkast Dutch, Flemish
- boekenkennis Dutch, Flemish
- boekenliefde Dutch, Flemish
- boekenliefhebber Dutch, Flemish
- boekenliefhebberij Dutch, Flemish
- boekennaam Dutch, Flemish
- boekenschouw Dutch, Flemish
- boekensteun Dutch, Flemish
- boekenvriend Dutch, Flemish
- boekenvriendin Dutch, Flemish
- boekenvriendschap Dutch, Flemish
- boekenwijsheid Dutch, Flemish
- boekenwurm Dutch, Flemish
- boekenzucht Dutch, Flemish
- boekerij Dutch, Flemish
- boekhandel Dutch, Flemish
- boekhouding Dutch, Flemish
- boekjaar Dutch, Flemish
- boeklong Dutch, Flemish
- boekmaag Dutch, Flemish
- boekpens Dutch, Flemish
- boekrecensie Dutch, Flemish
- boekstaaf Dutch, Flemish
- boekverluchting Dutch, Flemish
- boekwinkel Dutch, Flemish
- broodplank Dutch, Flemish
- dagboek Dutch, Flemish
- dodenboek Dutch, Flemish
- doodboek Dutch, Flemish
- doopboek Dutch, Flemish
- draaiboek Dutch, Flemish
- duikplank Dutch, Flemish
- gastenboek Dutch, Flemish
- geschiedboek Dutch, Flemish
- geschiedenisboek Dutch, Flemish
- getijdenboek Dutch, Flemish
- jaarboek Dutch, Flemish
- jeugdboek Dutch, Flemish
- kaartenboek Dutch, Flemish
- kinderboek Dutch, Flemish
- kookboek Dutch, Flemish
- logboek Dutch, Flemish
- loopplank Dutch, Flemish
- luisterboek Dutch, Flemish
- naaiboek Dutch, Flemish
- notitieboek Dutch, Flemish
- plank Dutch, Flemish
- plankenkoorts Dutch, Flemish
- schetsboek Dutch, Flemish
- snijplank Dutch, Flemish
- spreekwoordenboek Dutch, Flemish
- springplank Dutch, Flemish
- stamboek Dutch, Flemish
- strijkplank Dutch, Flemish
- stripboek Dutch, Flemish
- surfplank Dutch, Flemish
- treeplank Dutch, Flemish
- wetboek Dutch, Flemish
- woordenboek Dutch, Flemish
- boplang Indonesian
- boec Middle Dutch
- planke Middle Dutch
- boek Afrikaans
- plank Afrikaans
- buku Malay
- buku Brunei Malay
- boku Cia-Cia
- 보꾸 Cia-Cia
- boek
- plank
- boeken
- logboek
- dagboek
- wetboek
- stamboek
- boekerij
- boekdeel
- boekmaag
- boeklong
- boekpens
- naaiboek
- boekjaar
- doopboek
- doodboek
- jaarboek
- kookboek
- duikplank
- draaiboek
- jeugdboek
- stripboek
- snijplank
- boekstaaf
- dodenboek
- surfplank
- treeplank
- loopplank
- boekennaam
- kinderboek
- boekenkast
- boekenwurm
- broodplank
- gastenboek
- boekhandel
- boekwinkel
- schetsboek
- boekhouding
- springplank
- boekensteun
- luisterboek
- notitieboek
- strijkplank
- boekenzucht
- kaartenboek
- woordenboek
- boekenvriend
- getijdenboek
- boekenschouw
- geschiedboek
- aantekenboek
- boekrecensie
- boekenkennis
- boekenliefde
- boekdrukkunst
- plankenkoorts
- boekbeschouwer
- boekenwijsheid
- boekenvriendin
- boekverluchting
- boekenliefhebber
- geschiedenisboek
- aantekeningenboek
- boekenvriendschap
- spreekwoordenboek
- boekenliefhebberij