hê
Afrikaans
/ɦɛː/
verb
Definitions
- to have
Etymology
Derived from Dutch, Flemish hebben (have).
Origin
Dutch (Brabantic)
hebben
Gloss
have
Concept
Semantic Field
Possession
Ontological Category
Action/Process
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- aandeelhebber Dutch, Flemish
- aandeelhebster Dutch, Flemish
- aanhebben Dutch, Flemish
- belanghebbend Dutch, Flemish
- belanghebber Dutch, Flemish
- bevelhebber Dutch, Flemish
- bevelhebster Dutch, Flemish
- doorhebben Dutch, Flemish
- hebbeding Dutch, Flemish
- hebbelijk Dutch, Flemish
- hebben Dutch, Flemish
- hebzucht Dutch, Flemish
- liefhebben Dutch, Flemish
- onderhevig Dutch, Flemish
- onhebbelijk Dutch, Flemish
- voorhebben Dutch, Flemish
- hebben Middle Dutch
- aan Afrikaans
- aanhê Afrikaans
- lief Afrikaans
- liefhê Afrikaans