baarmoeder
Afrikaans
/ˈbɑːrˌmu.dər/
noun
Definitions
- womb, uterus
Etymology
Inherited from Dutch, Flemish baarmoeder (womb, uterus) inherited from Middle Dutch baermoeder compound from Afrikaans baar (give birth) + Afrikaans moeder (uterus, mother).
Origin
Afrikaans
moeder
Gloss
uterus, mother
Concept
Semantic Field
Kinship
Ontological Category
Person/Thing
Kanji
母
Emoji
🤰 🤱 🤶
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- baarmoeder Dutch, Flemish
- baarmoederhals Dutch, Flemish
- baarmoederkanker Dutch, Flemish
- baren Dutch, Flemish
- moeder Dutch, Flemish
- baermoeder Middle Dutch
- baar Afrikaans
- moeder Afrikaans