vrijwillig
Dutch (Brabantic)
adj
Definitions
- voluntary, of one's own free will
Etymology
Affix from Dutch, Flemish vrij (free, -less, without, -free, unbound, -proof) + Dutch, Flemish wil (will, intent, volition)derived from German freiwillig.
Origin
German (Berlin)
freiwillig
Gloss
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- frei German
- freiwillig German
- willig German
- gastvrij Dutch, Flemish
- goedwil Dutch, Flemish
- ijsvrij Dutch, Flemish
- kwaadwil Dutch, Flemish
- moedwil Dutch, Flemish
- onwil Dutch, Flemish
- vogelvrij Dutch, Flemish
- volkswil Dutch, Flemish
- vrij Dutch, Flemish
- vrijaf Dutch, Flemish
- vrijdenker Dutch, Flemish
- vrijgeleide Dutch, Flemish
- vrijgesteld Dutch, Flemish
- vrijgeven Dutch, Flemish
- vrijgevig Dutch, Flemish
- vrijgezel Dutch, Flemish
- vrijhandel Dutch, Flemish
- vrijhaven Dutch, Flemish
- vrijheid Dutch, Flemish
- vrijkorps Dutch, Flemish
- vrijmaken Dutch, Flemish
- vrijmarkt Dutch, Flemish
- vrijmetselaar Dutch, Flemish
- vrijpion Dutch, Flemish
- vrijplaats Dutch, Flemish
- vrijpleiten Dutch, Flemish
- vrijspraak Dutch, Flemish
- vrijstaat Dutch, Flemish
- vrijstad Dutch, Flemish
- vrijwilliger Dutch, Flemish
- vrijwilligerstoerisme Dutch, Flemish
- vrijwilligerswerk Dutch, Flemish
- vrijzinnig Dutch, Flemish
- weerwil Dutch, Flemish
- wil Dutch, Flemish
- willekeur Dutch, Flemish
- wilskracht Dutch, Flemish
- filibuster Indonesian
- prei Indonesian
- vri Middle Dutch
- wille Middle Dutch
- wil
- vrij
- onwil
- vrijaf
- moedwil
- weerwil
- ijsvrij
- goedwil
- gastvrij
- vrijpion
- vrijheid
- vrijstad
- volkswil
- kwaadwil
- vrijgeven
- vrijgezel
- willekeur
- vrijhaven
- vrijmaken
- vrijmarkt
- vrijkorps
- vrijgevig
- vogelvrij
- vrijstaat
- vrijzinnig
- vrijspraak
- vrijdenker
- wilskracht
- vrijplaats
- vrijhandel
- vrijgeleide
- vrijgesteld
- vrijpleiten
- vrijwilliger
- vrijmetselaar
- vrijwilligerswerk
- vrijwilligerstoerisme