vrijkorps
Dutch (Brabantic)
/ˈvrɛi̯.kɔrps/
noun
Definitions
- paramilitary group
- militia
Etymology
Compound from Dutch, Flemish vrij (free, -less, without, -free, unbound, -proof) + Dutch, Flemish korps (corps, chapter, division).
Origin
Dutch (Brabantic)
korps
Gloss
corps, chapter, division
Concept
Semantic Field
Speech and language
Ontological Category
Person/Thing
Kanji
除
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- brandweerkorps Dutch, Flemish
- elitekorps Dutch, Flemish
- gastvrij Dutch, Flemish
- ijsvrij Dutch, Flemish
- keurkorps Dutch, Flemish
- korps Dutch, Flemish
- legerkorps Dutch, Flemish
- vogelvrij Dutch, Flemish
- vrij Dutch, Flemish
- vrijaf Dutch, Flemish
- vrijdenker Dutch, Flemish
- vrijgeleide Dutch, Flemish
- vrijgesteld Dutch, Flemish
- vrijgeven Dutch, Flemish
- vrijgevig Dutch, Flemish
- vrijgezel Dutch, Flemish
- vrijhandel Dutch, Flemish
- vrijhaven Dutch, Flemish
- vrijheid Dutch, Flemish
- vrijmaken Dutch, Flemish
- vrijmarkt Dutch, Flemish
- vrijmetselaar Dutch, Flemish
- vrijpion Dutch, Flemish
- vrijplaats Dutch, Flemish
- vrijpleiten Dutch, Flemish
- vrijspraak Dutch, Flemish
- vrijstaat Dutch, Flemish
- vrijstad Dutch, Flemish
- vrijwillig Dutch, Flemish
- vrijzinnig Dutch, Flemish
- corps French
- filibuster Indonesian
- prei Indonesian
- vri Middle Dutch
- vrij
- korps
- vrijaf
- ijsvrij
- gastvrij
- vrijpion
- vrijheid
- vrijstad
- vrijgeven
- keurkorps
- vrijgezel
- vrijhaven
- vrijmaken
- vrijmarkt
- vrijgevig
- vogelvrij
- vrijstaat
- elitekorps
- vrijzinnig
- vrijspraak
- vrijdenker
- vrijwillig
- vrijplaats
- vrijhandel
- legerkorps
- vrijgeleide
- vrijgesteld
- vrijpleiten
- vrijmetselaar
- brandweerkorps