verzekering
Dutch (Brabantic)
/ˌvɛrˈzeː.kə.rɪŋ/
noun
Definitions
- insurance
- assurance, act of assuring, something that one has assured
Etymology
Suffix from Dutch, Flemish verzekeren.
Origin
Dutch (Brabantic)
verzekeren
Gloss
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- aansprakelijkheid Dutch, Flemish
- aansprakelijkheidsverzekering Dutch, Flemish
- auto Dutch, Flemish
- autoverzekering Dutch, Flemish
- inboedel Dutch, Flemish
- inboedelverzekering Dutch, Flemish
- leven Dutch, Flemish
- levensverzekering Dutch, Flemish
- lijfrente Dutch, Flemish
- lijfrenteverzekering Dutch, Flemish
- maatschappij Dutch, Flemish
- premie Dutch, Flemish
- reis Dutch, Flemish
- reisverzekering Dutch, Flemish
- verzekeraar Dutch, Flemish
- verzekeren Dutch, Flemish
- verzekeringsmaatschappij Dutch, Flemish
- verzekeringspremie Dutch, Flemish
- ziektekosten Dutch, Flemish
- ziektekostenverzekering Dutch, Flemish
- zorg Dutch, Flemish
- zorgverzekering Dutch, Flemish
- verseker Afrikaans
- versekering Afrikaans
- auto
- zorg
- reis
- leven
- premie
- inboedel
- lijfrente
- verzekeren
- verzekeraar
- ziektekosten
- maatschappij
- autoverzekering
- zorgverzekering
- reisverzekering
- aansprakelijkheid
- levensverzekering
- verzekeringspremie
- inboedelverzekering
- lijfrenteverzekering
- ziektekostenverzekering
- verzekeringsmaatschappij
- aansprakelijkheidsverzekering