oogstjaar
Dutch (Brabantic)
/ˈoːxst.jaːr/
noun
Definitions
- The year or season when a harvest was brought in, e.g. a wine vintage.
Etymology
Compound from Dutch, Flemish oogst (harvest, yield) + Dutch, Flemish jaar (year).
Origin
Dutch (Brabantic)
jaar
Gloss
year
Concept
Semantic Field
Time
Ontological Category
Person/Thing
Kanji
年
Emoji
🗓️
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- -jarig Dutch, Flemish
- achterjaar Dutch, Flemish
- achttienjarig Dutch, Flemish
- bisjaar Dutch, Flemish
- boekjaar Dutch, Flemish
- eeuwjaar Dutch, Flemish
- fruitoogst Dutch, Flemish
- geboortejaar Dutch, Flemish
- gisterjaar Dutch, Flemish
- jaar Dutch, Flemish
- jaarabonnement Dutch, Flemish
- jaarbeurs Dutch, Flemish
- jaarboek Dutch, Flemish
- jaargang Dutch, Flemish
- jaargetij Dutch, Flemish
- jaargetijde Dutch, Flemish
- jaarlijks Dutch, Flemish
- jaarmarkt Dutch, Flemish
- jaartelling Dutch, Flemish
- jaartien Dutch, Flemish
- jaarverslag Dutch, Flemish
- jaarwisseling Dutch, Flemish
- jarig Dutch, Flemish
- levensjaar Dutch, Flemish
- lichtjaar Dutch, Flemish
- meerjarig Dutch, Flemish
- minderjarig Dutch, Flemish
- najaar Dutch, Flemish
- oogst Dutch, Flemish
- oogstmuis Dutch, Flemish
- oudejaarsavond Dutch, Flemish
- schrikkeljaar Dutch, Flemish
- sterfjaar Dutch, Flemish
- voorjaar Dutch, Flemish
- wijnjaar Dutch, Flemish
- wijnoogst Dutch, Flemish
- zonnejaar Dutch, Flemish
- jâer Middle Dutch
- ogest Middle Dutch
- jaar Afrikaans
- jār Old Dutch
- yari Sranan Tongo
- jaar
- jarig
- oogst
- najaar
- -jarig
- bisjaar
- eeuwjaar
- boekjaar
- jaarboek
- jaargang
- voorjaar
- jaartien
- wijnjaar
- zonnejaar
- jaarmarkt
- jaarbeurs
- sterfjaar
- jaargetij
- meerjarig
- oogstmuis
- wijnoogst
- jaarlijks
- lichtjaar
- levensjaar
- gisterjaar
- fruitoogst
- achterjaar
- jaarverslag
- jaartelling
- jaargetijde
- minderjarig
- geboortejaar
- achttienjarig
- jaarwisseling
- schrikkeljaar
- oudejaarsavond
- jaarabonnement