handdoek
Dutch (Brabantic)
/ˈɦɑn.duk/
noun
Definitions
- A towel, a cloth used for drying (sometimes for cleaning) one's hands
Etymology
Inherited from Middle Dutch hantdoec compound from Dutch, Flemish hand (hand, manual) + Dutch, Flemish doek (cloth, canvas, linen, fabric, garment, screen, curtain).
Origin
Dutch (Brabantic)
doek
Gloss
cloth, canvas, linen, fabric, garment, screen, curtain
Concept
Semantic Field
Clothing and grooming
Ontological Category
Person/Thing
Kanji
布
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- altaardoek Dutch, Flemish
- behendig Dutch, Flemish
- bijdehand Dutch, Flemish
- blinddoek Dutch, Flemish
- doek Dutch, Flemish
- doekboom Dutch, Flemish
- draagdoek Dutch, Flemish
- drieërhande Dutch, Flemish
- dundoek Dutch, Flemish
- halsdoek Dutch, Flemish
- hand Dutch, Flemish
- handbak Dutch, Flemish
- handbal Dutch, Flemish
- handboei Dutch, Flemish
- handboog Dutch, Flemish
- handelen Dutch, Flemish
- handgeklap Dutch, Flemish
- handgemaakt Dutch, Flemish
- handgemeen Dutch, Flemish
- handgereedschap Dutch, Flemish
- handgranaat Dutch, Flemish
- handig Dutch, Flemish
- handlanger Dutch, Flemish
- handleiding Dutch, Flemish
- handmatig Dutch, Flemish
- handpalm Dutch, Flemish
- handrem Dutch, Flemish
- handruiker Dutch, Flemish
- handschoen Dutch, Flemish
- handschrift Dutch, Flemish
- handstand Dutch, Flemish
- handtas Dutch, Flemish
- handtekening Dutch, Flemish
- handvuurwapen Dutch, Flemish
- handwanmolen Dutch, Flemish
- handwas Dutch, Flemish
- handwerk Dutch, Flemish
- handwoordenboek Dutch, Flemish
- hardhandig Dutch, Flemish
- hoofddoek Dutch, Flemish
- kushand Dutch, Flemish
- lakdoek Dutch, Flemish
- lendendoek Dutch, Flemish
- linkerhand Dutch, Flemish
- linkshandig Dutch, Flemish
- naderhand Dutch, Flemish
- opdoeken Dutch, Flemish
- rechterhand Dutch, Flemish
- rechtshandig Dutch, Flemish
- spandoek Dutch, Flemish
- stofdoek Dutch, Flemish
- thans Dutch, Flemish
- theedoek Dutch, Flemish
- tweedehands Dutch, Flemish
- vaatdoek Dutch, Flemish
- vlaggendoek Dutch, Flemish
- washand Dutch, Flemish
- wisdoek Dutch, Flemish
- zakdoek Dutch, Flemish
- zeildoek Dutch, Flemish
- ズック Japanese
- duk Indonesian
- handuk Indonesian
- doec Middle Dutch
- hant Middle Dutch
- hantdoec Middle Dutch
- doek Afrikaans
- hand Afrikaans
- andhuk Javanese
- ꦲꦤ꧀ꦝꦸꦏ꧀ Javanese
- duku Sranan Tongo
- doek
- hand
- thans
- handig
- zakdoek
- kushand
- handtas
- handbal
- lakdoek
- handbak
- wisdoek
- handrem
- washand
- dundoek
- handwas
- theedoek
- halsdoek
- vaatdoek
- spandoek
- handboog
- stofdoek
- opdoeken
- handelen
- doekboom
- handwerk
- handboei
- behendig
- handpalm
- zeildoek
- handmatig
- draagdoek
- naderhand
- blinddoek
- hoofddoek
- handstand
- bijdehand
- handgeklap
- lendendoek
- altaardoek
- handschoen
- hardhandig
- handruiker
- handgemeen
- handlanger
- linkerhand
- tweedehands
- handgranaat
- rechterhand
- vlaggendoek
- handschrift
- handgemaakt
- drieërhande
- handleiding
- linkshandig
- handwanmolen
- handtekening
- rechtshandig
- handvuurwapen
- handwoordenboek
- handgereedschap