geleedpotig
Dutch (Brabantic)
/ɣəˌleːtˈpoːtəx/
adj
Definitions
- arthropodal
Etymology
Compound from Dutch, Flemish geleed + Dutch, Flemish poot (leg, paw, foot, hand)+ Dutch, Flemish -ig (-y, -ish, -ful, -ous).
Origin
Dutch (Brabantic)
-ig
Gloss
-y, -ish, -ful, -ous
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- -ig Dutch, Flemish
- aanwezig Dutch, Flemish
- achterpoot Dutch, Flemish
- achtpotig Dutch, Flemish
- bepotelen Dutch, Flemish
- brillenpoot Dutch, Flemish
- driepoot Dutch, Flemish
- dubbelzinnig Dutch, Flemish
- duizendpoot Dutch, Flemish
- eenvormig Dutch, Flemish
- eenzijdig Dutch, Flemish
- eerbiedig Dutch, Flemish
- geleed Dutch, Flemish
- godvruchtig Dutch, Flemish
- goedhartig Dutch, Flemish
- kippenpoot Dutch, Flemish
- kraaienpoot Dutch, Flemish
- lamlendig Dutch, Flemish
- langpootmug Dutch, Flemish
- lichtvoetig Dutch, Flemish
- miljoenpoot Dutch, Flemish
- poot Dutch, Flemish
- pootafdruk Dutch, Flemish
- potenrammer Dutch, Flemish
- potig Dutch, Flemish
- ruigpoot Dutch, Flemish
- ruigpoothoen Dutch, Flemish
- ruigpootuil Dutch, Flemish
- schroomvallig Dutch, Flemish
- stoelpoot Dutch, Flemish
- tafelpoot Dutch, Flemish
- tweepoot Dutch, Flemish
- tweepotig Dutch, Flemish
- voorbarig Dutch, Flemish
- voorpoot Dutch, Flemish
- voskleurig Dutch, Flemish
- vroegtijdig Dutch, Flemish
- pôte Middle Dutch
- poot Afrikaans
- -ag Old Dutch
- -ig
- poot
- potig
- geleed
- driepoot
- tweepoot
- aanwezig
- ruigpoot
- voorpoot
- eenvormig
- bepotelen
- achtpotig
- tafelpoot
- eenzijdig
- lamlendig
- voorbarig
- eerbiedig
- tweepotig
- stoelpoot
- kippenpoot
- goedhartig
- voskleurig
- achterpoot
- pootafdruk
- miljoenpoot
- godvruchtig
- ruigpootuil
- brillenpoot
- lichtvoetig
- langpootmug
- potenrammer
- vroegtijdig
- kraaienpoot
- duizendpoot
- ruigpoothoen
- dubbelzinnig
- schroomvallig