gastvrij
Dutch (Brabantic)
/ɣɑstˈfrɛi̯/
adj
Definitions
- hospitable
Etymology
Compound from Dutch, Flemish gast (guest, dude, one who mans a piece of equipment, guy, apprentice) + Dutch, Flemish vrij (free, -less, without, -free, unbound, -proof).
Origin
Dutch (Brabantic)
vrij
Gloss
free, -less, without, -free, unbound, -proof
Concept
Semantic Field
Possession
Ontological Category
Property
Emoji
🐺
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- dwaalgast Dutch, Flemish
- eregast Dutch, Flemish
- gast Dutch, Flemish
- gastarbeider Dutch, Flemish
- gastenboek Dutch, Flemish
- gastenverblijf Dutch, Flemish
- gastheer Dutch, Flemish
- gasthuis Dutch, Flemish
- gastmaal Dutch, Flemish
- gastvrijheid Dutch, Flemish
- gastvrouw Dutch, Flemish
- ijsvrij Dutch, Flemish
- oudgast Dutch, Flemish
- spuitgast Dutch, Flemish
- stamgast Dutch, Flemish
- vogelvrij Dutch, Flemish
- vrij Dutch, Flemish
- vrijaf Dutch, Flemish
- vrijdenker Dutch, Flemish
- vrijgeleide Dutch, Flemish
- vrijgesteld Dutch, Flemish
- vrijgeven Dutch, Flemish
- vrijgevig Dutch, Flemish
- vrijgezel Dutch, Flemish
- vrijhandel Dutch, Flemish
- vrijhaven Dutch, Flemish
- vrijheid Dutch, Flemish
- vrijkorps Dutch, Flemish
- vrijmaken Dutch, Flemish
- vrijmarkt Dutch, Flemish
- vrijmetselaar Dutch, Flemish
- vrijpion Dutch, Flemish
- vrijplaats Dutch, Flemish
- vrijpleiten Dutch, Flemish
- vrijspraak Dutch, Flemish
- vrijstaat Dutch, Flemish
- vrijstad Dutch, Flemish
- vrijwillig Dutch, Flemish
- vrijzinnig Dutch, Flemish
- zwabbergast Dutch, Flemish
- fri Swedish
- gäst Swedish
- gästfri Swedish
- gästfrihet Swedish
- fri Danish
- gæst Danish
- gæstfri Danish
- gæstfrihed Danish
- ugæstfri Danish
- filibuster Indonesian
- prei Indonesian
- vri Middle Dutch
- gas Afrikaans
- *gast Old Dutch
- vrij
- gast
- vrijaf
- eregast
- oudgast
- ijsvrij
- vrijpion
- gastmaal
- vrijheid
- gasthuis
- vrijstad
- stamgast
- gastheer
- vrijgeven
- vrijgezel
- spuitgast
- gastvrouw
- vrijhaven
- vrijmaken
- dwaalgast
- vrijmarkt
- vrijkorps
- vrijgevig
- vogelvrij
- vrijstaat
- vrijzinnig
- vrijspraak
- vrijdenker
- vrijwillig
- vrijplaats
- gastenboek
- vrijhandel
- vrijgeleide
- vrijgesteld
- vrijpleiten
- zwabbergast
- gastvrijheid
- gastarbeider
- vrijmetselaar
- gastenverblijf