vark
Afrikaans
/fark/
noun
Definitions
- pig
Etymology
Inherited from Dutch, Flemish varken (pig, swine) inherited from Middle Dutch varken derived from Proto-Germanic *farhaz (piglet, pig).
Origin
Proto-Germanic
*farhaz
Gloss
piglet, pig
Concept
Semantic Field
Animals
Ontological Category
Person/Thing
Kanji
豚
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- aardvarken Dutch, Flemish
- asvarken Dutch, Flemish
- egelvarken Dutch, Flemish
- feestvarken Dutch, Flemish
- ijzervarken Dutch, Flemish
- minivarken Dutch, Flemish
- muurvarken Dutch, Flemish
- spaarvarken Dutch, Flemish
- stekelvarken Dutch, Flemish
- varken Dutch, Flemish
- varkensbeest Dutch, Flemish
- varkensgriep Dutch, Flemish
- varkenssaté Dutch, Flemish
- varkensvlees Dutch, Flemish
- zeevarken Dutch, Flemish
- *pórḱos Proto-Indo-European
- *farhaz Proto-Germanic
- fearh Old English
- aerde Middle Dutch
- varken Middle Dutch
- farah Old High German
- farhilī Old High German
- aardvark Afrikaans
- bos Afrikaans
- bosvark Afrikaans
- erd Afrikaans
- erdvark Afrikaans
- krimp Afrikaans
- krimpvark Afrikaans
- spaar Afrikaans
- spaarvark Afrikaans
- vlak Afrikaans
- vlakvark Afrikaans
- yster Afrikaans
- ystervark Afrikaans
- *farh gmw-pro
- *far(i)kīn Frankish
- *farch Old Frisian