opdaag
Afrikaans
/ˈɔp.dɑːχ/
verb
Definitions
- (intransitive) to show up, to appear
Etymology
Inherited from Dutch, Flemish opdagen inherited from Middle Dutch opdagen compound from Afrikaans op (up) + Afrikaans daag.
Origin
Afrikaans
daag
/ˈɔp.dɑːχ/
Inherited from Dutch, Flemish opdagen inherited from Middle Dutch opdagen compound from Afrikaans op (up) + Afrikaans daag.
Afrikaans
daag